Hoe kijkt de omgeving?

Josée (80) is weduwe. Ze woont thuis. Dankzij inzet van vele, waaronder haar dochter Ilse en kleindochter Zoë.

Ilse (53): “Mijn moeder is al 10 jaar weduwe. Ze heeft altijd goed haar plan getrokken, maar de laatste 2, 3 jaar liet ze steken vallen. Ze vergat het fornuis uit te zetten, gaf de planten zoveel water dat ze stuk voor stuk verzopen, dat soort dingen. Op advies van haar huisarts, die wekelijks langskomt, heeft ze een hele batterij tests ondergaan. Ze blijkt dement. Er is thuishulp ingeschakeld, maar dat volstaat niet. De hele familie springt in. We hebben onderling een beurtrol afgesproken. Eigenlijk zijn wij, de kinderen, de slachtoffers! Dat is geen lachtertje, zeker niet nu wij net de keuken laten verbouwen. Ik zeg dat geregeld tegen mijn moeder: dat wij alles voor haar doen, ondanks ons drukke bestaan. Mijn man en ik hopen dat ze dat beseft. We praten soms over de eventuele verkoop van haar huis, zodra ze naar een rusthuis zou gaan. Dat geld zouden we goed kunnen gebruiken, we hebben immers veel kosten aan ons huis. Voor wat, hoort wat, lijkt me.”

Zoë (15): “Mijn oma woont niet ver van mijn school. Ik ga geregeld ’s middags langs en eet daar mijn boterhammen op. Dan hoeft mama niet te gaan, want bij ons wordt de keuken verbouwd. Mama klaagt altijd dat ze geen tijd heeft, maar ik vind het best gezellig om bij mijn oma langs te gaan. We kletsen wat af! Ik vertel haar honderduit over de jongens van mijn klas en dat ik verliefd ben en zo. Ze vertelt hoe het vroeger bij haar op school was. Heel boeiend. Sommige middagen zegt ze echter helemaal niets. Dan staart ze wat voor zich uit. Mijn oma heeft dementie en dat rare gedrag hoort erbij. Bij mijn oma wordt eten aan huis gebracht. Als ze het moeilijk heeft met eten, help ik haar met de soep. Vroeger, toen ik klein was, deed zij precies hetzelfde met mij. Ze zorgde vaak voor me als mama ging werken. Nu zorg ik een beetje mee voor haar. Ik ben daar best wel trots op. We moeten goed voor elkaar zorgen, vind ik, we zijn tenslotte familie.”

Prof. B Van Gorp en T. Vercruysse, "Framing en reframing: anders communiceren over dementie", 2011
"De omgeving draagt er echter toe bij dat de personen met dementie als volwaardige personen worden aanzien. Hoewel deze zorg altijd zwaar blijft, is het bijstaan van een hulpbehoevende medemens een natuurlijke plicht, net zoals de Goede Moeder onvoorwaardelijk voor haar kinderen zorgt. De personen met dementie nemen een centrale plaats in, hun persoonlijke voorkeuren met respect voor diversiteit. Het streefdoel is
emotioneel contact te maken, de liefde en het respect tastbaar te maken door mee te gaan in hun leefwereld."

Ilse en Zoë hanteren een verschillend denkkader over dementie.

Dochter Ilse gaat er vanuit dat je niets voor niets doet, ook niet in relaties. Nu ze verwacht wordt mee te zorgen voor haar demente moeder, voelt ze zich meer slachtoffer van de aandoening dan haar moeder. Toch worstelt ze met schuldgevoel, omwille van de last die zwaar doorweegt. Ze gaat ervan uit dat ze op één of andere manier zal beloond worden voor haar inzet.

Kleindochter Zoë ziet dementie helemaal anders. Ze vindt het normaal dat ze een beetje zorgt voor haar oma en stelt zich daar geen vragen bij. Oma heeft ook vaak voor haar gezorgd. Ze kan nog steeds goed met haar oma opschieten, al doet die soms een beetje raar. Dat is nu eenmaal het gevolg van haar ziekte. Zoë gedraagt zich ‘als een goede moeder’, omdat ze zich belangeloos inzet.